Karl Weidler was leerling van de Weense acousticus en vioolbouwer Franz Thomastik. Deze experimenteerde omstreeks 1920 met houtsoorten en constructie, op zoek naar nieuwe klankmogelijkheden. Sinds Stradivarius was het concept van de viool eigenlijk nauwelijks gewijzigd, dit was dus zeer ingrijpend!
Hij begon met elk instrument uit een andere houtsoort te bouwen, die hij passend vond voor de functie van het instrument in het geheel (strijkorkest dan wel kwartet). Normaal zijn viool, altviool, cello en bas alle uit esdoorn- en sparrenhout gebouwd. Thomastiek maakte onderscheid tussen de eerste en de tweede viool, door de eerste geheel uit esdoornhout en de tweede viool uit kersenhout te bouwen. Voor de alt gebruikte hij berkenhout en voor de cello essenhout. krulZo ontstaat een gedifferentieerd klankbeeld, dat echter moeiteloos versmelt door een andere kam-constructie die teruggrijpt op de oude keltische Crwth. De kam staat staat namelijk met één poot in verbinding met het achterblad op een extra zangbalk, waardoor voor- en achterblad onafhankelijk van elkaar in trilling worden gebracht.
Thomastiek bouwde een twintigtal instrumenten, die helaas grotendeels in rook zijn opgegaan bij een grote brand in 1944. Na zijn dood in 1951 zette Karl Weidler de zoektocht naar nieuwe klanken voort. Dit resulteerde in 80 (alt)violen, celli en een enkele contrabas. Nu bouwt en experimenteeert zijn zoon Hartmut verder, evenals enkele andere bouwers zoals Arthur Bay en Helmuth Bleffert.
Kees: Ik heb de buitengewone eer de viool van de Russische meesterviolist Michael Goldstein te mogen bespelen. Hij was van het trio Nathan Milstein – David Oistrach – Michael Goldstein niet de bekendste maar niettemin een groot meester. In de laatste jaren van zijn leven gaf talloze concerten op deze viool.
Karl Weidler bouwde dit instrument in het voorjaar van 1974 geheel uit esdoornhout. Hij beschouwde het als zeer geslaagd en noemde het de ‘Löwengeige’ (‘leeuwenviool’). Deze viool heeft een uitgebreid palet aan klankkleuren: van ijle zilverachtige kleuren tot krachtige diepe klanken. Minder snijdend en minder zoetig dan een gewone viool. Het is zeker geen makkelijk instrument om te bespelen maar ik wordt met de meest bijzondere klanken beloond. En als strijkkwartet danken we hieraan onze eigen ‘sound’!